Wie de veel bejubelde tentoonstelling over Jheronimus Bosch’ bijna volledige werk (ca. 60 schilderijen en tekeningen), in ’s-Hertogenbosch heeft bezocht, kan niet aan de indruk ontsnappen dat we met een weliswaar rond 1500 levend maar in zijn denken modern mens te maken hebben. Hij is een zelfbewust observeerder, getuige de vele minizelfportretjes die hij in zijn taferelen heeft opgenomen, kritisch op zijn omgeving, moedig in het tegen het licht houden van religieuze vanzelfsprekendheden, en op zoek naar de waarheid, daarbij de kijker wel een vraag voorleggend, echter zonder een antwoord op te dringen.
Een licht gevoel van opwinding
Het is vandaag 8 mei 2016, de laatste dag dat de tentoonstelling bezichtigd kan worden. Mijn tijdslot ligt tussen 5 en 6 uur op deze zondagmorgen. Als ik om 4 uur van huis vertrek is het nog nacht. De wegen zijn verlaten. Op de snelweg van Utrecht naar Den Bosch vraag ik me af waarom ik in vredesnaam deze reis ben begonnen. Wat heb ik er te zoeken? Ik ken het schilderij dat ik graag wil zien allang. Waarom ervaar ik dan toch een licht gevoel van opwinding, alsof ik naar een belangrijke gebeurtenis ga? Wat is er in staat om mij in het holst van de nacht van mijn bed te lichten? Misschien wel de vraag om te ontdekken wat deze man heeft gedreven, van waaruit hij zijn schilderijen maakte, wat de magie is waardoor zelfs in de nachtelijke ochtenduren nog drommen mensen in de rij willen staan. Ik bemerk opeens een licht aan mijn linkerkant, anders dan de oranje lichtvlaktes die voor me bij kruispunten opdoemen. Ah, de zon begint al op te komen met een majestueuze blauwe gloed aan de horizon. Half vijf licht de ochtend op, daar in de verte, want hier is het licht nog niet aangekomen. Rond vijf uur ben ik bij het museum. Op straat wankelt een laatste kroegenganger naar zijn bed. Een Boschachtig fantasiewezen heet de bezoekers bij de ingang van het Noordbrabants Museum welkom.
Zoals vaak gebeurt het belangrijkste aan het begin, maar ik heb het niet door. De tentoonstelling ‘Jheronimus Bosch – visioenen van een genie’ is thematisch geordend rondom zijn belangrijkste schilderijen. Meteen links in de eerste zaal kijken we in de spiegel naar ons zelf, ‘het Narrenschip’ en dan ‘de Landloper’. De headset legt uit dat Bosch de eerste schilder is die zich in zijn schilderijen niet beperkt tot God of een Bijbeltafereel, maar zich richt op de mens zelf, de alledaagse mens, zoals afgebeeld in ‘het Narrenschip’ en ‘de Landloper’. Zijn kunst gaat minder over de beleving van de godsdienst, maar over het lot van de mens. Hij verandert het perspectief en daarin is hij een modern kunstenaar. Maar hij leeft aan het eind van de middeleeuwen die doordrenkt zijn geweest van de religieuze kunst en hij is net lid geworden van de Lieve Vrouwe of Zwanen Broederschap, waarin de verering van Maria centraal staat. En dan is de headset toch een slechte raadsvrouwe, want met de oppervlakkige toelichtingen kan ik me niet tevreden stellen. Ik wil eigenlijk weten hoe sterk de Zwanenbroederschap zijn denken heeft beïnvloed, wat de oorsprong is van zijn nog steeds tot de fantasie sprekende beelden.
Had Bosch zelf geestelijke ervaringen?
Was Bosch op de hoogte van inzichten van het esoterische christendom, had hij misschien zelf geestelijke ervaringen? Lag in zijn vermogen om meer te zien dan het fysieke oog vermag de bron voor zijn taferelen? Zag hij naast wat de mensen pretendeerden ook hun ware bedoelingen en heeft hij juist die afgebeeld? Wist hij uit eigen waarneming wat er met een mensenziel gebeurt na het sterven? In dat verband was frappant de afbeelding van de tunnel-naar-het-licht ervaring die aan het slot van de tentoonstelling rond het thema ‘het Hiernamaals’ is gepresenteerd. De headset weet te vertellen dat Bosch ook in dit opzicht de eerste is die dit afbeeldt en daarmee de mensen uit zijn tijd het inzicht geeft wat er na de dood kan gebeuren. Een merkwaardige uitleg, want Bosch heeft naar je mag aannemen zelf niet een bijna-dood-ervaring gehad. Hij zou het eerder van mensen waarbij hij aan het sterfbed heeft gezeten kunnen hebben gehoord. Of misschien kon hij het zelf helderziend waarnemen, net zoals de beelden van de mensen die als zielen na hun dood op aarde blijven ronddolen. Of waren het slechts verhalen die in die tijd veelvuldig de ronde deden?
Johannes de Doper
Dat er mogelijk meer achter zijn afbeeldingen schuil lijkt te gaan, leid ik af uit het belangrijkste werk waarvoor ik eigenlijk ben gekomen. Dat is ‘Johannes op Patmos’. Ik loop na de zaal gewijd aan ‘het Narrenschip’ en ‘de Landloper’ door in een ruimte waar ik ‘de Hooiwagen’ herken. Rechts van me hangen ook afbeeldingen, maar met een hoger nummer en ik neem aan dat ik hier op de terugweg langs zal komen. Tot ik even later bemerk dat de zalen verder lopen. Omdat Bosch niet zo heel veel werken heeft gemaakt loop ik de kans dingen over te slaan. Daarom vraag ik een bewaakster hoe je als bezoeker geacht wordt te lopen. Inderdaad moet je zowel rechts als links in iedere zaal kijken. Ik loop terug, en via ‘de Dood en de vrek’ kom ik, ja inderdaad, bij ‘Johannes op Patmos’. Ik was er zomaar aan voorbij gegaan! En dan komt voor mij de belangrijkste ontdekking, dat ‘Johannes op Patmos’ onderdeel heeft uitgemaakt van een groot altaarstuk van de Lieve Vrouwe Broederschap in de St. Janskerk met meerdere onderdelen waaronder een drieluik. De binnenkant van het rechterpaneel is de afbeelding van Johannes op Patmos. Het geopende linkerpaneel stelt Johannes de Doper voor, gehuld in een mantel met dezelfde roze achtige kleur als die van Johannes de schrijver van de Apocalyps!
Het paneel met Johannes de Doper is deels beschadigd doordat er aan de onderkant een stuk van is afgezaagd en de oorspronkelijke afbeelding op de achterkant is verdwenen. De achterkant van het schilderij met Johannes op Patmos is nog wel bewaard gebleven. Het was bijna dagelijks te zien als de luiken dicht waren, en toont de heuvel Golgotha en in het centrum op een berg de pelikaan die zijn jongen voedt met zijn eigen bloed en die zijn nest boven het vuur heeft gebouwd. Daarmee zijn de vier heilige vogels waarvan de zwanenbroeders kennis hadden compleet: de raaf, de pauw, de zwaan en de pelikaan, die voor de hoogste inwijdingstap staat, waarbij de intuïtie wordt verkregen. Wat het meest onbetekenend wordt gepresenteerd, blijkt voor de ingewijde het hoogste te zijn!
En als we dan weten dat Johannes de Doper, na zijn onthoofding door koning Herodus, de inspirator werd van de twaalf discipelen en voortleefde als de eerste ingewijde door Christus in de uit de dood opgewekte apostel Johannes, dan is het toch erg interessant dat juist deze Johannes op het paneel tegenover dat met Johannes op Patmos is afgebeeld. Wist Bosch hiervan of was het een algemeen gebruik onder de zwanenbroeders? In de begeleidende tekst van het museum lees ik dat het altaarstuk in beide panelen van de Johannessen de essentiële devoties in zich verenigde van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap: Maria afgebeeld in de zon en Johannes, de patroon van de Bossche St. Janskerk. Is waar, maar is het de hele waarheid? Zoals altijd eindigt bij Jheronimus Bosch een overpeinzing over een vraag met een nieuwe vraag. Dat is denk ik de magie van deze schilder die de belangstelling voor zijn werk zo levend houdt.
Als ik weer buiten sta schijnt de zon volop. De nachtelijke monsters zijn verdreven. Het wordt een prachtige warme lentedag.
Zondag 8 mei 2016