Ik herinner me nog dat in de tijd van milieuminister Leendert Ginjaar (VVD) (1977-1981) elk onderzoeksrapport van het RIVM voorpaginanieuws opleverde. Sinds de kabinetten Kok is milieu en later duurzaamheid naar de achterliggende rechterpagina’s van de krant verschoven om vervolgens op de nog minder belangrijke linkerpagina’s te verschijnen totdat het onderwerp het merendeel van de tijd geheel uit de krant verdween. Journalist Derk Stokmans schreef een analyse in zijn artikel ‘De politieke realityshow’ van NRCWeekend, 27 & 28 juni 2015, die de reden voor dit lot van milieu en duurzaamheidthema’s in het nieuws goed typeert.
‘Doet een politicus gekke dingen, zoals over saaie maar belangrijke onderwerpen praten (duurzaamheid!), dan zappen kiezers weg. ’
De inconvenient truth
Voor professionals die met duurzaamheid bezig zijn staat hier de ‘inconvenient truth’: hun levensroeping is vanuit de media gezien inderdaad belangrijk, maar saai. Waarom saai? Als ik de duurzaamheidthema’s van nu met de milieuthema’s van de jaren tachtig en negentig in de vorige eeuw vergelijk wordt het al snel duidelijk. Duurzaamheid vertaalt zich voor de burger in zaken zoals het afval netjes sorteren en inleveren –gedoe met ruikende zakken vuilnis op je balkonnetje-, of zonnepanelen op je dak plaatsen –iets wat veel huurders zien als een hobby voor rijkelui -, of een weinig CO2-uitstotende plug-in hybride auto kopen – een zaak waar burgers die al blij zijn zich een tweedehandsje van 7 jaar oud te kunnen veroorloven niet mee bezig zijn. Dat was enkele decennia geleden wel anders. Het drinkwater kwam schuimend en naar rotte vis stinkend uit de kraan in Rotterdam. Het roet van de zeeschepen in de haven lag op de raamkozijnen in Vlaardingen zodat moeder de vrouw voortdurend alert moest zijn om de was op tijd naar binnen te halen. In Maassluis kon je tijdens smogdagen nauwelijks de lantaarnpaal aan de overkant van de straat zien. En tot overmaat van ramp bleken hele nieuwbouwwijken (Lekkerkerk) op het chemisch afval van de industrie gebouwd. Een dreunende geluidsdeken lag over de woningen die door snelwegen met zwaar vrachtverkeer werden ingesloten, waardoor de kinderen slaapstoornissen opliepen. De voortuitgang was mooi maar de keerzijde riep algehele verontwaardiging op. Er was een gevoel van urgentie, dat vandaag de dag bij de doorsnee burger ontbreekt. Het is nu een saai onderwerp.
Hoe ligt dit bij de gemeenten? Is er daar wel bestuurlijke aandacht voor duurzaamheid? Duurzaamheid is best wel een punt voor gemeentebesturen. Gemeenten hebben het energieconvenant van 2013 met de overheid getekend en maken daar nu allemaal veel werk van. Ook hebben ze zich verplicht om zich te houden aan regels voor duurzaam inkopen en aanbesteden zodat hun eigen ‘huishouden’ op dit punt op orde is. Maar duurzaamheid is nog vaak een zaak van de milieuwethouder en niet van de wethouders voor economische zaken en financiën die zich met het grote geld en de prestigieuze projecten bezighouden. Het onderwerp is breed en vraagt meer dan een snelle deal. Het vraagt eigenlijk een houding van integraal en op lange termijn kijken en alle belangen meenemen. Dat is veel lastiger dan de uitdagingen waar gemeenten enkele decennia geleden voor stonden. Er kwamen toen nieuwe verantwoordelijkheden voor de gemeenten aan, nieuwe budgetten en scholing voor de nieuwe milieuambtenaren, alles werd anders. De bodem moest gesaneerd, dat greep in bij hele wijken en de stadplanning. Vervuilende fabrieken moesten de binnenstad uit. Nieuwe bedrijfsterreinen moesten uit de grond worden gestampt. Geluidschermen moesten worden aangebracht. Dat was spannend en een financieel omvangrijke operatie. Nu dreigt de stroomversnelling van destijds in stroperigheid van procedures te verzanden en staat efficiency voorop door als gemeenten gezamenlijke omgevingsdiensten op te richten en veel werk daar uit te besteden. De beleidspiek is voorbij. Saai, niets voor de krant. Het grootste schandaal dat hieruit kan voortkomen is dat een bestuurder zich teveel heeft verrijkt, en dat is ook geen nieuws meer te noemen.
Het belangrijke is nooit urgent
Ik moest vervolgens denken aan het oude dilemma dat gelinkt wordt aan het ‘Eisenhouwer principle’. Eisenhouwer citeerde als president van de VS in 1954 Roscoe Miller, die aan het hoofd stond van de Northwestern University. Miller zei: ‘I have two kinds of problems: the urgent and the important. The urgent are not important, and the important are never urgent.’ Eisenhouwer baseerde de organisatie van zijn agenda op het omgaan met deze twee invalshoeken. Duurzaamheid valt daarbij onder de categorie ‘important but not urgent’. Belangrijk wil in dit verband zeggen dat het bijdraagt aan het bereiken van onze doelen en urgent dat ze onmiddellijke actie vragen.
Framing
We kunnen ons afvragen waarom duurzaamheid belangrijk zou zijn. Ik denk dat het belang ervan ligt in de morele uitdaging die het voor burgers en bestuurders betekent bij alle belangrijke keuzes die we maken met het oog op de toekomst van onze kinderen. Zijn we in staat vanuit het hogere belang te handelen en hoe vind je daarbij passende praktische oplossingen? Dat is telkens weer heel erg spannend als je bereid bent vanuit je persoonlijke keus, en niet vanuit berekening hoe het op de kiezers of je klanten overkomt, naar innovatieve oplossingen te zoeken. Voor burgers en bestuurders is de verleiding echter groot niet te werken aan de belangrijke-maar-niet-urgente-zaken. Voor de media geldt dat nog meer. Het advies van Eisenhouwer is om voldoende tijd in te ruimen om deze zaken toch aandacht te geven en af te handelen zodat ze niet alsnog urgent worden. Al zal dit advies aan de journalistiek wel aan dovemans oren zijn gericht, het is toch een poging waard. Immers duurzaamheid wordt ook door journalisten nog steeds als belangrijk gezien. Zij kunnen juist helpen het belangrijke en spannende ervan te laten zien. Het is een kwestie van framing en dat kunnen journalisten als de besten.
5 juli 2015