Wim Reij Archief 19: Pieter Winsemius ‘maakt plaats in de luwte’ voor Ed Nijpels

Op 14 juli 1986 komt het eerste kabinet Lubbers op natuurlijke wijze aan zijn einde. De afgelopen jaren is een fors bezuinigingsbeleid op de overheidsuitgaven uitgevoerd dat het tweede kabinet Lubbers wil voortzetten om het tekort op de overheidsbegroting verder terug te dringen en de economische groei te stimuleren. In de laatste maanden van het eerste kabinet Lubbers is het Directoraat-Generaal Milieuhygiëne (DGMH) tot over de oren betrokken bij de afhandeling van de gevolgen, ook in Nederland, van de op 26 april 1986 plaatsvindende kernramp te Tsjernobyl. Minister Winsemius is hiervoor coördinerend bewindspersoon en heeft de ambtelijke coördinatie bij een interdepartementale groep onder leiding van zijn Hoofdinspecteur Marius Enthoven belegd. Maar kabinetsformaties houden bij hun timing met zulke praktische projecten geen rekening. Bij de installatie van het tweede kabinet Lubbers, dat eveneens uit CDA en VVD ministers is samengesteld, moet Pieter Winsemius, die graag minister van Economische Zaken was geworden, het veld ruimen. Hij maakt plaats voor VVDer Ed Nijpels, die door zijn partij geacht wordt op dit ministerie van VROM een beetje in de luwte van de grote politiek te gaan opereren. Grappig in dit verband is dat drie jaar later het door Nijpels ingediende Nationale Milieubeleidsplan, en daarin opgenomen maatregelen tot aanpassing van het reiskostenforfait, aanleiding wordt tot de val van het kabinet en van nieuwe verkiezingen. De voorziene luwte is niet gekomen.

Wim Reij houdt als directeur-generaal Milieuhygiëne de volgende speech bij het emotionele afscheid van Pieter Winsemius, die weliswaar VROM als minister verlaat maar de rest van zijn leven bij natuur en milieu professioneel en bestuurlijk nauw betrokken blijft.

Gekomen als lieveling van de werkgevers

‘Kabinetsformaties en regeerakkoorden plegen voor het milieubeleid geen hoogtepunten te zijn. Het begon al in 1971 bij het kabinet Biesheuvel: het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne werd ingesteld maar Milieu kreeg geen extra geld of menskracht en nauwelijks bevoegdheden. Het regeerakkoord waarmee minister Winsemius zijn politieke carrière begon vormde daarop geen uitzondering. Ik herinner mij de sombere novembermaand van 1982 nog levendig: 800 man van centrale en stafafdelingen van VenM verloren hun ankerplaats, de deregulering stond volop in de belangstelling, een onbekende minister, naar voren geschoven door de werkgevers, en zo kan ik nog wel even door gaan.

Het wonder van Winsemius

Het regeerakkoord van 1986 is voor ons departement ook geen veelbelovend stuk. Er moet geld en mankracht ingeleverd worden en nieuwe perspectieven op ons terrein ontbreken. De kabinetsformatie in 1982 leverde ons een afscheid met tranen in de ogen van twee bewindsvrouwen, die van heden een afscheid van u, dr. Winsemius. De secretaris-generaal (dit was in deze jaren het latere o.a. CDA Eerste Kamerlid Wolter Lemstra) vroeg mij bij dit afscheid iets te zeggen over uw optreden als minister voor milieubeheer. Ik doe dat met enige schroom. Uw verdiensten worden immers overal breed uitgemeten door politici en journalisten. Toch geloof ik dat ik in dit koor niet mag ontbreken. Wat is immers in de afgelopen drie-en-een-halfjaar met het milieubeleid en met het DGMH gebeurd? Een WONDER! Datgene wat aan het milieubeleid begon te ontbreken: samenhang, geloofwaardigheid, prioriteitstelling, wist u aan te vullen. Een minister, die een goed politicus nieuwe stijl is, noemt de dingen bij hun naam, stelt prioriteiten en weegt het een tegen het ander af, het bijzondere tegen het algemene en het menselijke tegen het zakelijke. Dat u deze eigenschappen in zo bijzondere mate bezit is verwonderlijk, maar leidt nog niet tot een wonder. Dat deze eigenschappen gecombineerd worden met de uitzonderlijke gave om mensen enthousiast te maken, met een neus voor resource allocation, dat wil zeggen dat u weet waar u de mosterd moet halen, en met sportiviteit, dat mag ik wel een wonder noemen’.

Successen en een eigen woordgebruik

‘Mij is dan ook een eindeloze lijst van successen in het geheugen gegrift. Ik denk bijvoorbeeld aan de AVR, de afspraken met de ministeries van LenV en EZ, de opslag van radioactief afval, Moerdijk, de wetsontwerpen voor ruimtelijke ordening, bodem, mer, en gevaarlijke stoffen; de Structuurschema’s, het overleg in de EG, de USA, de aanpak van Tsjernobyl. Daarbij kwam een grote dosis humor naar voren en typisch woordgebruik voor de aanpak in verschillende situaties zoals: “schudden, de maagd, de vliegenmepper, de zweep-hoepel-en-peen, de schone prinses, de spaakloper, de onverantwoorde Waddentocht, de marathon, de mest, 100 km per uur in het Fries, de schilderijen en de gelijmde pot”’.

Insiders weten dat Winsemius bij elke uitdaging of onderhandelingssituatie een strategie bedenkt om deze uitdaging zo effectief mogelijk het hoofd te bieden en daarbij in metaforische oplossingen denkt. Het voert te ver om hier de genoemde metaforen toe te lichten. Maar een goede indicatie van zijn werkwijze en taalgebruik is bijvoorbeeld te vinden in zijn boeken Speel nooit een uitwedstrijd (1988, Sijthoff, Amsterdam) en het later samen met Siegfried Woldhek geschreven Beestachtige vertellingen (1995, Uitgeverij Contact, Amsterdam). Over zijn werk op VROM heeft hij aan het einde van zijn ministerschap een voor een minister ongebruikelijk boek geschreven Gast in eigen huis, Beschouwingen over milieumanagement (1986, Samsom H.D. Tjeenk Willink, Alphen aan de Rijn) dat al een opmaat geeft voor zijn later regelmatig verschijnende speelse en tegelijk serieuze boeken.

Afscheid nemen van een groot man, een gaaf mens en een vriend

‘Wij moeten afscheid nemen van een komeet, zoals ik het ergens las, die schitterde aan de horizon, die gelukkig een lange staart zal hebben, maar die snel, te snel verdwijnt. Of toch? Misschien lijkt het milieubeleid op dr. Winsemius zelf: nieuwe uitdagingen zijn voortdurend nodig om op peil te blijven.

We nemen afscheid van een groot man, een gaaf mens en van een vriend!
Pieter het ga je goed,
Dank voor je inzet en begrip!
En om deze dank enigszins tot uitdrukking te brengen, een paar boeken – niet om te lezen want dat kost je teveel moeite – maar als herinnering aan je taak als wetgever in je boekenkast’.

Het vertrek van een bewindspersoon is een hard gelag dat veel overeenkomst vertoont met de leus “De koning is dood, leve de koning!” Want op dezelfde dag dat de oude god door de achterdeur het gebouw verlaat met achterlating van de honderden ambtenaren die hem op zijn wenken bedienden, en zijn secretaresses, voorlichters, kamerheer en chauffeur, treedt een nieuwe god met een onbeschreven blad binnen die vaak het vak nog moet leren en nieuwsgierig door het personeel van zijn Haags paleis wordt opgewacht. Ed Nijpels was weliswaar geen minister geweest maar wel een ras politicus en een even harde werker als Winsemius die zich niet lang in de luwte van zijn departement zou ophouden.
Wat mij later, vanaf 1988 als plaatsvervangend directeur-generaal Milieuhygiëne, het meest opviel was dat Winsemius nog vaak bij Nijpels mocht komen buurten, iets wat ik bij andere (oud)bewindslieden nooit heb meegemaakt. Ook dat was een wonder.

Den Haag, maandag 14 juli 1986

Geef een antwoord