Het is eigenlijk een wonder dat duurzaamheid als onderwerp nog steeds actueel is. Als begrip gelanceerd in 1987 door de VN commissie Brundtland, is de gedachte afgedaald van internationaal optredende regeringsleiders en visionaire ondernemers naar landen. En nu, bijna 30 jaar later, is het gedachtegoed volop werkzaam in de vorm van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen bij bedrijven en als duurzaamheidsbeleid bij gemeenten. Het duurzaamheid denken is aangeland bij de mensen die er toe doen omdat zij het handen en voeten geven. Tegelijk merk ik dat er nogal eens verwarring heerst over wat er nu eigenlijk mee wordt bedoeld.
Wat is verduurzamen?
Want het woord duurzaamheid betekent op zich dat je wat er nu is wilt ‘verduurzamen’, dus voor altijd wilt conserveren. Maar dat wordt er juist niet mee beoogd! Duurzaamheid komt van het begrip ‘duurzame ontwikkeling’, in het Engels ‘sustainable development’. Dat wil zeggen dat er een ontwikkeling van de samenleving plaatsvindt die ‘houdbaar’ is, die dóór kan gaan, omdat de ontwikkelingskansen die de huidige generatie heeft dezelfde blijven of zelfs toenemen voor toekomstige generaties. Duurzaamheid wil de ontwikkelingskansen van de huidige situatie dus niet conserveren maar dynamiseren en vergroten voor hen die na ons komen. En dat kan alleen als ontwikkelingen niet vanuit een eenzijdig belang maar vanuit een gelijkwaardigheid van alle (economische, milieu en sociale) belangen worden vorm gegeven. Die condities voor duurzame ontwikkeling, daar gaat het eigenlijk om.
Duurzaamheid is meer dan energiebeleid
Een net aangetreden wethouder in een gemeente zal enthousiast aan de slag willen gaan met zo’n positief onderwerp als duurzaamheid, om dan te ontdekken dat het een veelvormig onderwerp is. Want meestal denken gemeenten dat duurzaamheid min of meer gelijk staat aan klimaatbeleid en energiebesparing. Zo stelde het College van de gemeente Amsterdam in 2010: ‘Amsterdam is in 2014 duurzaam’. Ik denk dat zij bedoelden dat het College van B&W haar klimaatmaatregelen in 2014 zal hebben uitgevoerd. Maar duurzaamheid is meer dan dat. Soms gaan gemeenten een stapje verder en vatten zij het hele milieubeleid onder duurzaamheid. ‘Wij willen een groene gemeente zijn, die werkt aan de kringloopeconomie,’ hoor je dan. Het hergebruiken van producten en stoffen hoort er zeker ook bij. Als gemeenten in een visie document stellen dat duurzaamheid meer is dan milieubeleid omdat er met duurzame initiatieven op energie en klimaat gebied en rond de circulaire economie ook economische kansen worden geschapen, is dat al dichter bij de waarheid. Maar duurzaamheid is ook het zo inrichten van initiatieven en projecten dat niet alleen milieu en economie maar ook de sociale kansen in een gemeente verbeteren. Dus dat er meer werk ontstaat, de gezondheid verbetert, kunst en cultuur floreren, de bevolking meer participeert in de samenleving e.d. Bij deze brede invulling van duurzaamheid, die zo’n 10% van de grote gemeenten in ons land voor ogen staat volgens een Telos onderzoek van 2014 (Gemeentelijke duurzaamheid: hoe organiseer je dat?; www.telos.nl), hoor je als bezwaar dat zo gezien alles er onder valt en dat duurzaamheid daarmee een onhanteerbaar begrip is geworden.
Meer dan een vaag en alles omvattend begrip, het gaat om de houding
Is duurzaamheid zo vaag en breed dat het inderdaad onhanteerbaar is? Ik vind van niet. Maar de ambitie tot een aanpak waarbij milieu, economische en sociale aspecten tegelijk worden betrokken bij initiatieven is niet zoiets als een project runnen in de klassieke zin. Duurzaamheid kan niet even voorgeschreven worden in een wet of regels of ene programma van eisen, het is een houding, een morele ambitie die mensen zelf moeten willen. Dat is het grote verschil met de klassieke aanpak waar we mee vertrouwd zijn. Ik heb om dat te verduidelijken een vijftal duurzaamheidshoudingen onderkend (zie Sustainable Development Drivers, uitgever Edward Elgar, Cheltenham UK) die je bij personen, bedrijven en overheidsorganisaties kunt aantreffen. Je kunt ze ook meten en er onderzoek mee doen. De eerste, minst duurzame, houding is die van overleven, alleen je eigen belang laten tellen. Al wat meer duurzaam is de houding van je houden aan regels van gemeenschappelijk belang, je houden aan wat de wet voorschrijft. De derde houding is die van onderhandelen over een compromis, een convenant, daarbij moet je vrijwillig ook oog hebben voor het belang van de ander. De vierde houding is de eigenlijke duurzaamheidshouding, daarbij houd je bij je initiatieven vrijwillig rekening met alle andere belangen. En dan is er nog een vijfde houding, waarbij je je gezamenlijk open stelt voor de potentieel best mogelijke oplossing voor alle betrokkenen. Zelfs van deze laatste houding komen er steeds meer voorbeelden, zoals in genoemd boek is beschreven.
Duurzaamheid moet je zelf willen
Dit maakt duidelijk dat duurzaamheid door ieder die er bij betrokken is gewild moet worden. Anders zal het niet lukken en vervalt het tot regels voorschrijven, ze streng controleren en het resultaat is dat onwillige deelnemers kijken hoe ze er de kantjes vanaf kunnen lopen. Niet voor niets riep mevrouw Gro Harlem Brundtland, destijds premier van Noorwegen, in 1988 haar toehoorders tijdens een klimaatcongres in Toronto op met de woorden: ‘we must upgrade our civilisation’. Dat is waar we met duurzaamheid aan gaan staan. En dat dit kan bewijzen voorloper gemeenten en bedrijven waar het bestuur en de CEOs hun nek uitsteken en meer najagen dan prestige projecten en shareholder value alleen.
23 augustus 2014