In Nederland had de regering in de jaren zeventig, net als in de buurlanden, de ogen gericht op de beloften van kernenergie. Dit alles in het kader van het door de Amerikaanse president Eisenhouwer gelanceerde transformatieproces van een atoomoorlog in Japan naar een vreedzamer gebruik van kernsplijting voor energiewinning. Ik herinner me nog hoe op de middelbare school achter in ons natuurkundelokaal een poster hing met de titel ‘Atoms for peace’. Uranium zou in plaats van dood en verderf van nu af aan economisch leven gaan brengen.
Nederland op weg naar 50% kernenergie
In het kabinet Biesheuvel kwam in 1971 de VVD minister van Economische Zaken Harry Langman met grootse plannen om in 2000 de energiebehoefte van Nederland voor 50% uit kernenergie te dekken. Daartoe werd de bouw van een flink aantal kerncentrales voorzien, evenals een opwerkingsfabriek voor verrijkt uranium, de brandstof van kerncentrales. Naast Urenco in Almelo participeerde Nederland ook in de plannen om zo’n fabriek in het Duitse Kalkar te bouwen. De opvolger van Langman in het kabinet Den Uyl, KVP’er Ruud Lubbers, zwakte door protesterende linkse partijen in het parlement, de ambities van Langman wat af door het aantal bij te bouwen kerncentrales naast de centrales te Borssele en Dodewaard te beperken tot drie, maar hij zette in essentie het beleid voort. In het kabinet Van Agt-Wiegel werkt VVD’er Gijs van Aardennen vervolgens verder aan de plannen voor kerncentrales. Deze plannen vragen ook de nodige waarborgen vanuit milieu- en veiligheidsoogpunt. Het complex van kerncentrales dat in het Belgische Doel verrijst, waarvan twee centrales in 1975 in gebruik zijn genomen, is zo’n potentiële bron van zorg. Dat geldt ook voor Duitse kerncentrales, waarvan de Emsland kerncentrale te Lingen vlakbij onze grens ligt.
Nederlands-Duitse samenwerking
Op 15 juni 1978 komt in dit verband voor het eerst een Nederlands-Duitse samenwerking tot stand waarbij directeur-generaal Milieuhygiëne Wim Reij de aanwezigen toespreekt.
‘Het is met veel genoegen dat ik u allen en in het bijzonder de delegatie uit de Bondsrepubliek Duitsland welkom heet op deze eerste vergadering van de Nederlands-Duitse Commissie voor nucleaire inrichtingen nabij de grenzen. De energieproblematiek heeft in de laatste jaren op internationaal en nationaal terrein grote aandacht gekregen.’
Die aandacht krijgt het onderwerp in 1978 ook van actiegroepen tegen kernenergie. Toch zijn er op dat moment, afgezien van de oorlogshandelingen met atoombommen in Hiroshima en Nagasaki en de kernproeven van bijvoorbeeld de VS, Rusland en Frankrijk, nog geen ernstige ongevallen met kerncentrales opgetreden. Dat zal een jaar later voor het eerst wel gebeuren bij de Amerikaanse Three Miles Island centrale te Harrisburg, welk ongeval als een schok velen bewust maakt van de risico’s van kernenergie. Maar de echte nekslag voor de kernenergielobby in veel landen, waaronder Nederland, komt met de kernramp in het Russische Tsjernobyl in 1986, waardoor de plannen tot bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland voorlopig van de baan zijn. En net als ruim twee decennia later CDA-minister Maxime Verhagen in het VVD-CDA kabinet Rutte I toch weer de deur voor kernenergie wil openzetten, maakt het drama van de Japanse Fukushima kerncentrale in 2011 dat kernenergie opnieuw onbespreekbaar wordt. Niet alleen Nederland laat de plannen tot nieuwbouw rusten, ook buurland Duitsland besluit alle daar werkende kerncentrales uiterlijk 2022 gesloten te hebben. Maar van dit alles is nog geen sprake als Wim Reij zijn toehoorders in 1978 toespreekt.
‘Veel energiescenario’s zijn uitgewerkt, zowel in Duitsland als in Nederland. Bij deze scenario’s speelt het toepassen van kernreactoren voor het opwekken van elektriciteit een grote rol. In de afgelopen weken heb ik als gast van de Bondsrepubliek de gelegenheid gehad om van uiteenlopende meningen daarover kennis te nemen. Ook is mij gebleken dat in uw land een omvangrijk programma voor het gebruik van kernenergie in ontwikkeling is. Hierbij is mij opgevallen de grote openhartigheid waarmee op al onze vragen een zorgvuldig antwoord werd gegeven.’
Urenco, gestolen geheimen, Kalkar, machtsspel
Hoofdargument van de Nederlandse regering om kernenergie te stimuleren was de eindigheid van de fossiele brandstoffen, waardoor vroeg of laat een prijsopdrijvende werking zou optreden. De wens tot diversificatie van energiebronnen en hun plaats van herkomst was daarom groot. In de periode 1955-1972 investeerde de Nederlandse overheid omgerekend ca. € 0,5 miljard in het stimuleren van kernenergie, waarna ca. € 100 miljoen per jaar hiervoor beschikbaar was. Ruud Lubbers bouwde, mede door toenemend verzet van linkse partijen in het parlement die de milieubezwaren benadrukten, het Kalkar-project af en zette in op de uraniumverrijkingsfabriek Urenco in Almelo. Hier stal de Pakistaan Abdel Khan echter nucleaire geheimen die Pakistan de mogelijkheid voor het maken van een kernbom gaven, waarna dit land deze geheimen weer doorverkocht aan Noord-Korea en mogelijk andere landen zoals Iran. Nederland maakte hiermee internationaal een slechte beurt, al heeft Lubbers later aangegeven dat Khan juist op verzoek van de CIA niet is aangehouden. Urenco, waarvan de Nederlandse staat op dat moment voor 33% aandeelhouder is, werd een commercieel succes en breidt zijn capaciteit nog steeds uit. Op dit moment heeft Urenco vestigingen in Engeland, Duitsland, Nederland en de VS en een omzet van ca. € 1,5 miljard. Lubbers noemt Urenco recent in de NRC van 25 maart 2014 als voorbeeld van wenselijk lange termijn overheidsbeleid om grootschalige technologie te bevorderen. Al verzet hij zich tegen kernwapens hij is altijd voorstander van kernenergie gebleven, wat een verklaring voor de uitgesproken voorkeur voor kernenergie van het CDA kan zijn.
In het parlement vinden in 1978 heftige discussies over de ultracentrifuge fabriek te Almelo plaats omdat de regering vergunning voor uitbreiding geeft met verwijzing naar een al in 1976 genomen besluit waar de Tweede Kamer destijds buiten is gehouden. Men staat ondanks bezwaren tegen de risico’s van proliferatie van kernbrandstof, waarvan een atoombom kan worden gemaakt, voor een fait accompli.
De anti-kernenergie beweging krijgt invloed
Tegelijk komen er in deze periode steeds meer contacten tussen antikernenergie-organisaties in binnen- en buitenland. Eerdere internationale bijeenkomsten in Mexico, West-Duitsland en Brussel monden februari 1978 uit in de oprichting te Amsterdam van wat later bekend staat als WISE (World Information Service on Energy), een internationale organisatie die de strijd tegen kernenergie aanbindt. Op 4 maart 1978 vindt de grootste demonstratie tegen kernenergie in Nederland plaats waarbij ca. 50.000 mensen uit Nederland en ook Duitsland hun onvrede tonen met de geplande uitbreiding te Almelo en met de mogelijke leverantie van verrijkt uranium naar Brazilië. En op 6 juni, enkele dagen voor de bijeenkomst waar Wim spreekt, wordt bij een treintransport van radioactief afval uit Zwitserland naar IJmuiden lekkage uit negen afvalopslagvaten geconstateerd. Daarop mogen 207 van de 1008 vaten niet in zee worden gedumpt en worden ze bij het ECN te Petten opgeslagen. Greenpeace Nederland is net opgericht en probeert op zee de dumping alsnog te verhinderen. In Velsen demonstreren 300 mensen tegen de dumping. Vanaf dit moment zullen jaarlijks acties tegen de dumpingen worden gevoerd. Kortom, de bijeenkomst die Wim toespreekt vindt plaats op een moment dat de maatschappelijke weerstand tegen kernenergie en de daarmee verbonden praktijken steeds actueler en zichtbaarder worden. Later zal het verzet tegen kernenergie zich verbreden naar verzet tegen milieuvervuiling of tegen ‘de chemificatie van het milieu’ zoals minister Ginjaar het noemde. Het resultaat was een maatschappelijk wantrouwen naar het bedrijfsleven dat in de ogen van het publiek zich onverantwoord gedroeg.
Bescherming van de bevolking botst met energiepolitiek
‘In ons land bestaat eveneens een discussie over alle aspecten die samenhangen met de uitbreiding van de toepassing van kernenergie. Op vele plaatsen bestaat al een samenwerking tussen onze landen op dit gebied. Het verheugt mij erg dat de samenwerking op milieu- en veiligheidsgebied nu in een formeel kader is gekomen. Ik hoop dat in onze Commissie de beraadslagingen zullen leiden tot goede zakelijke afspraken ter bescherming van de bevolking aan beide zijden van onze gemeenschappelijke grens.’
De discussie neemt korte tijd later een nieuwe wending wanneer op 17 juli 1978 minister Van Aardennen aankondigt tot een versnelde uitvoering van proefboringen in zoutkoepels in het noorden van het land te willen komen om na te gaan hoeveel kernafval in zoutlagen veilig kan worden opgeslagen. Tegelijk kondigt hij op advies van de Algemene Energie Raad (AER) een brede maatschappelijke discussie hierover aan. Versnelling van de proefboringen acht hij nodig om de resultaten daarvan bij de maatschappelijke discussie mee te kunnen nemen. De brede maatschappelijke discussie zal twee jaren moeten duren, waarna regering en parlement een beslissing gaan nemen over de beoogde omvang van kernenergie in Nederland. Er is veel kritiek op het voorstel omdat de regering bepaalt wat ter discussie staat en kernenergie bij voorbaat onvermijdelijk wordt genoemd.
Het ongeluk met de kerncentrale in Harrisburg dat in 1979 plaatsvindt heeft de zaak zoals door de regering beoogd niet geholpen.
Donderdag, 15 juni 1978