In 1975 houdt Wim Reij verschillende toespraken, deels ook voor internationale gezelschappen, waarbij hij de op 11 mei 1973 aangetreden Irene Vorrink, PvdA minister voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne in het kabinet-Den Uyl, regelmatig vervangt. Voorbeelden zijn de installatie van de Commissie Spaarbekken IJsselmeer op 5 maart, de opening van het derde congres van de European International Radiation Protection Association op 13 mei, en een internationale workshop over Photochemical Oxidant Air Pollution and its Precursors op 8 september. Zij geven een indruk van wat de milieuwereld in dit jaar vooral bezig houdt: betere garanties voor een veilige drinkwatervoorziening uit het vervuilde oppervlaktewater van Rijn en Maas, bezinning op verantwoorde veiligheidsregels voor de in ons land voorziene bouw van kerncentrales, en een effectieve aanpak van de ernstige smogproblemen in Rijnmond. Maar één onderwerp spant toch de kroon omdat het een breed in de samenleving doorwerkend thema betreft waarvoor de beleidsfundamenten worden gelegd. Dit is het wetsontwerp dat op 26 maart 1975 bij de Tweede Kamer is ingediend voor een Afvalstoffenwet. Op 17 april geeft Wim hierover een toelichtende speech voor dit keer het Dordtse departement van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel. Langs deze weg van speeches wordt het bedrijfsleven stap voor stap geïnformeerd over wat er in Den Haag allemaal op stapel staat. Minister Winsemius noemde deze werkwijze later ‘management by speech’.
Hoe de snelle groei aan vast afval te keren?
‘De laatste jaren neemt de hoeveelheid vaste afvalstoffen met ongeveer 20% per jaar toe. Niet alleen de schadelijkheid van veel afvalstoffen maar ook de noodzaak van hergebruik vragen dringend om een moderne, doelmatige en integrale aanpak zoals in het ontwerp van de Afvalstoffenwet is gepresenteerd. Het gaat jaarlijks per inwoner om 300 kg huishoudelijk afval dat via gemeentelijke reinigingsdiensten aan de deur wordt opgehaald en waarvan ongeveer de helft ongecontroleerd wordt gestort. Daarnaast gaat het om grof huisvuil zoals oude koelkasten, fietsen e.d. De grootste hoeveelheid is het (niet chemische) bedrijfsafval zoals bouw- en sloopafval, rioolslib en ziekenhuisafval. Daarnaast komen er jaarlijks 300.000 autowrakken vrij. De provincies moeten een plan gaan opstellen hoe de gemeenten samenwerken in het behandelen van deze afvalstromen. Provincies kunnen ook het storten van bepaalde soorten vast afval gaan verbieden. Provincies gaan vergunningen voor de afvalbehandeling afgeven die ze onder bepaalde voorwaarden ook kunnen weigeren.’
Vergunningen worden van belang, maar de afvalmaffia blijft
Vervolgens licht Wim toe dat de veel voorkomende vrees van bedrijven dat er alsmaar meer vergunningen moeten worden aangevraagd niet nodig is omdat het aantal benodigde vergunningen door de Afvalstoffenwet niet zal toenemen. Immers tegelijk zullen andere wettelijke regelingen, zoals opgenomen in de Hinderwet, komen te vervallen. Wel moet het bedrijf dat afval weg doet zich er van vergewissen dat de afvalverwerker een vergunning voor zijn activiteit heeft. Toch zal de afvalbranche nog lange tijd een van de meest onbetrouwbare sectoren blijven omdat de verleiding om snel rijk te worden erg groot is. Immers de ontdoener van afval, meestal een bedrijf, moet daarvoor aan de verwerker een prijs betalen. Vervolgens kan de verwerker vaak nog verhandelbare reclyclingsprodukten uit de afvalstroom extraheren en winstgevend, of bij fraude zeer winstgevend, verkopen. En dan weet men in deze beginjaren van het milieubeleid ook nog wegen om van het onbruikbare vaak toxische restant gratis, dat wil zeggen clandestien, af te komen, zodat de voor de verwerking ontvangen prijs zonder veel kosten in eigen zak kan worden gestoken. Door dergelijke praktijken spreekt men dezer jaren, die veelvuldig worden opgeschrikt door schandalen, van de afvalmaffia.
Basisgedachten over de circulaire economie
‘Het doel van de Afvalstoffenwet is samen te vatten met het spreekwoord “Voorkomen is beter dan genezen”. Zowel het onttrekken van grondstoffen aan moeder aarde als het terugvoeren van het door ons afgedankte afval hebben grote gevolgen voor het ecosysteem. Hergebruik is een belangrijke methode om deze doelstelling te verwezenlijken.’ Hier worden al de beginselen beschreven voor wat recent de circulaire economie wordt genoemd. Echter in deze jaren is het nog ondenkbaar dat het ideaal van een kringloopeconomie echt handen en voeten zal krijgen in de samenleving. We zijn inmiddels zo’n 40 jaar verder en de acceptatie van de volledige kringloopgedachte is veel ruimer ingeburgerd, ook bij een belangrijk deel van het bedrijfsleven. Zo is in de periode 1992-2012 het aantal stortplaatsen van 80 naar ca. 20 terug gelopen en liep de hoeveelheid gestort afval terug van 14 naar 2 Megaton per jaar. In dezelfde periode nam de hoeveelheid verbrand afval toe van 3 naar 7 Megaton per jaar. Maar het belangrijkste gegeven is dat in 2012 zo’n 90% van het geproduceerde afval wordt hergebruikt.
‘Een belangrijke vorm van hergebruik is compostering van huishoudelijk afval bij de VAM. Ook oud papier wordt al voor 50% hergebruikt. Ik ben van mening dat hergebruik gestimuleerd moet worden, zeker wanneer we rekening houden met het schaarser en daardoor duurder worden van grondstoffen en energie. Ook heeft bij velen zich de mening gevestigd dat in onze “affluent society” al datgene moet worden vermeden wat overkomt als pure verspilling, zoals het gedwongen moeten weggooien van goederen die gemakkelijk opnieuw gebruikt of gerepareerd hadden kunnen worden.’ Wim doet hier een beroep op het gedachtengoed van de bekende Amerikaanse Harvard econoom John Kenneth Galbraith die in 1958 het beroemde boek Affluent society schreef. Dit was een protest tegen het alsmaar welvarender worden van de Amerikaanse private sector en het daarbij ver achter blijven van de publieke sector waar fundamentele voorzieningen als openbaar vervoer en scholing nog steeds ontbraken. Galbraith riep op om het verspillen van grondstoffen en consumptiegoederen, ingegeven door de behoeften aan meer omzet en winst van producenten, te verminderen en in plaats daarvan te investeren in wat de bevolking echt nodig heeft zoals de ontwikkeling van Amerika’s intelligentie en educatie.
Algemene grondslagen nog steeds van kracht
Vervolgens gaat Wim in op de kosten die met het inzamelen, verwerken en verbranden of storten van het afval gepaard zullen gaan. Ook hier zal het ‘de vervuiler betaalt principe’ gelden. Er zullen heffingen op het afgeven van afvalstoffen worden ingevoerd en op producten die na gebruik tot afval worden.
Hij eindigt met de toelichting dat een drieledige gedachte uitgangspunt is voor de Afvalstoffenwet. ‘Eerst gaat het om het ontstaan van afval zoveel mogelijk te voorkomen, om het afval dat toch is ontstaan zo verantwoord mogelijk te hergebruiken en om daarna het nog resterende afval verantwoord te verwijderen.’ De milieukundige herkent hierin de latere zogenaamde ‘Ladder van Lansink’. CDA Tweede Kamerlid Ad Lansink diende vier jaar later een motie in tijdens een debat waarvan de inhoud als een standaardaanpak voor het nationale afvalbeheer is gaan gelden. De Ladder van Lansink geeft prioriteit aan de meest milieuvriendelijke verwerkingswerkwijzen, leidend tot de volgorde: preventie, hergebruik, sorteren en recyclen, verbranden, storten. Het verschil met de drie uitgangspunten die Wim in zijn speech noemde is slechts een kwestie van detaillering. De directeur-generaal Milieuhygiëne zal alleen maar blij zijn geweest met dit vanuit de Tweede Kamer afkomstige duidelijke signaal om het afvalstoffen probleem doortastend aan te pakken.
Donderdag 17 april 1975