In 1980 wordt de publieke aandacht opnieuw gericht op de Rijn, een voor ieder zichtbaar te maken probleem. De vervuiling van de Rijn had in 1971 zijn dieptepunt bereikt maar is, ondanks de Rijnverdragen van 1976 en de afspraken in EU verband, in 1980 nog steeds zorgelijk. Vooral de voortdurend toenemende zoutlozing door de Franse kalimijnen in de Elzas leidt tot spraakmakende acties. Het zout in de Rijn is voor de Nederlander het icoon van de milieuproblematiek zoals anno 2014 de CO2 in de atmosfeer dat is. Het is de Stichting Reinwater die in 1980 onder aanvoering van zijn voorzitter Jessurun d’Oliveira regelmatig de publiciteit zoekt. Hij is Amsterdams hoogleraar internationaal privaatrecht en voert een jarenlang slepende rechtszaak ter intrekking van de lozingsvergunning van de kalimijnen en het betalen van een schadevergoeding aan gedupeerden. In 1977 werd al een Rijnfietstocht georganiseerd. Voorjaar 1980 stort Stichting Reinwater een zoutberg voor het Franse verkeersbureau te Amsterdam. In het zelfde jaar blokkeert Greenpeace een schip in de Rotterdamse haven dat chemisch afval van chemiereus Bayer in zee wil dumpen. En in juli 1980 wordt een Rijnboottocht georganiseerd die vanaf de Zwitserse grens naar Rotterdam en vervolgens langs de kunst naar de Waddenzee tot in Denemarken zal varen. Onderweg bemonsteren chemici het Rijnwater zodat direct zichtbaar wordt welke gevolgen de lozingen van de grote bedrijven en energiecentrales langs de Rijn teweeg brengen. Dergelijke gegevens willen Stichting Reinwater en andere initiatiefnemers in Duitsland en Nederland gebruiken bij onder meer een op te richten Internationaal Watertribunaal waar klachten over de vervuilers aan een onafhankelijke jury kunnen worden voorgelegd. Eind 1983 zal een dergelijk tribunaal inderdaad voor het eerst bijeenkomen. Tegen deze achtergrond is het de bedoeling dat VVD minister Leendert Ginjaar van Volksgezondheid en Milieuhygiëne op 11 juli 1980 te Rotterdam een petitie met de meetresultaten van het actieschip ‘De Avonturier’ in ontvangst zal nemen. Op dat moment heeft het schip de tocht langs de Rijn helemaal afgelegd en staat het op het punt de zee op te varen richting de Wadden. Minister Ginjaar kon echter op het laatste moment niet aanwezig zijn en directeur-generaal Milieuhygiëne Wim Reij krijgt de opdracht de door de minister geaccordeerde speech te houden.
De publieke opinie wakker schudden
‘Deelnemers aan de Rijn/Waddentocht, u bent hier omdat u als burgers vervuld bent van een diepe bezorgdheid over de snel verslechterende kwaliteit van ons leefmilieu, een ontwikkeling die al sinds jaar en dag merkbaar is aan de kwaliteit van het oppervlaktewater en in het bijzonder het water van de Rijn en de Noordzee. U zet uw bezorgdheid om in concrete daden die er ook op gericht zijn de publieke opinie wakker te schudden en wakker te houden. Daarvoor offert u een aanmerkelijk deel van uw vrije tijd op; ik heb daar grote waardering voor. Daarnaast wil ik het belang benadrukken dat ik hecht aan het tot stand komen van internationale samenwerking tussen de nationale milieubeschermingsorganisaties. Deze organisaties zijn het die de publieke opinie kunnen mobiliseren door hun landgenoten te wijzen op het feit dat de ernstige gevolgen van de verontreiniging van een rivier als de Rijn niet beperkt blijven tot de landsgrenzen, maar zich tot ver in andere landen kunnen uitstrekken. Want het is de mening van de burgers die in eerste instantie ervoor zorgt dat de regeringen met een positieve opstelling naar de onderhandelingstafel gaan.’
De demonstratieve boottocht was een initiatief van drie leden van de Duitse Jeugdbond voor natuurstudie. Hun actie ,,Redt de Rijn” was in de eerste plaats bedoeld om de Rijnoeverbewoners te overtuigen van de ernstige mate waarin hun rivier wordt vervuild. De Rijnactie werd in Nederland onder andere mogelijk gemaakt door de Stichting Reinwater, het Zuiveringschap Rivierenland en de Werkgroep Schoon rivierenland.
‘U en ik hebben ons tot taak gesteld om de nadelige gevolgen van de welvaart niet zoals de in Nederland onvermijdelijke oceaandepressies over ons heen te laten komen, maar de ontwikkelingen zó om te buigen dat – met behoud van een redelijk welvaartspeil – een zo goed mogelijke kwaliteit van het milieu wordt bereikt.’
In deze tijd is nog niet bekend dat de milieukosten weliswaar aanzienlijk kunnen worden maar toch nauwelijks een wezenlijke invloed hebben op de economische groei van het land. We zien Wim Reij tegen het beeld opboksen dat milieubeleid ten koste gaat van een stukje welvaart. Die last zal later van de milieubeleidsmakers afvallen als de voordelen van het milieubeleid ook in monetaire termen kunnen worden uitgedrukt.
Internationale samenwerking rond de Waddenzee krijgt vorm
‘Wat de Waddenzee betreft wil ik wijzen op het internationale overleg dat over dit natuurgebied plaatsvindt. Begin 1980 zijn in Bonn de betrokken bewindslieden uit Nederland, West-Duitsland en Denemarken bijeen geweest, waarbij nauwere wetenschappelijke samenwerking, extra nationale beheersmaatregelen en de resultaten van het in 1979 gehouden internationale symposium over de Waddenzee zijn besproken. Overeengekomen is per land een coördinator aan te wijzen voor het onderzoek en de daaruit af te leiden beleidsprioriteiten. In 1981 zal in Denemarken opnieuw een ministersoverleg worden gehouden. De door de Waddenbootactie beoogde directe voorlichting aan toeristen over milieuvriendelijk gedrag is belangrijk om schade aan het Waddengebied te voorkomen. ’
Onderzoeksresultaten zijn nodig om te overtuigingen
Dat het gelijk aan de kant van het milieubeleid staat moet steeds opnieuw worden aangetoond. Ten overstaan van de ongeduldige actievoerders vraagt Wim Reij begrip voor de noodzaak van onderzoek dat een uitweg biedt om de klassieke weerstanden bij onder meer ondernemers weg te nemen. Het is een beproefde strategie op het milieuministerie geworden: zorgen dat je de problematiek minstens zo goed kent als je opponent, dan kan deze uiteindelijk overtuigd worden.
‘Zoals uit het voorgaande blijkt moet er voor het overleg en het maken van afspraken steeds onderzoek worden uitgevoerd. Sommigen denken daar naar mijn mening te negatief over en zien daar een vertragingstactiek in. Dames en heren, het is nu eenmaal zo dat je steeds weer opnieuw je gelijk zult moeten aantonen. Ook u heeft daaraan moeten toegeven, getuige de metingen die tijdens de boottocht langs de Rijn zijn verzameld. Burgers, politici en autoriteiten worden, door steeds opnieuw met de feiten te worden geconfronteerd, gedwongen na te denken over de schadelijke effecten van velerlei menselijke activiteiten. Zij worden gedwongen eerder ingenomen standpunten te verlaten en andere wegen in te slaan. Naast deze prikkelende functie is onderzoek vooral op het terrein van de milieubescherming nodig om het te voeren beleid op een zo hecht mogelijke fundering te plaatsen. De overheid kan nu eenmaal niet uit de losse pols met kwaliteitsdoelstellingen, normen en voorschriften gaan strooien. Zo is bijvoorbeeld om de lozing van een bepaalde stof goed te kunnen inperken het noodzakelijk te weten waar en op welk moment die stof in het milieu terecht komt. De bronnen moeten worden opgespoord en vervolgens moet de verontreiniging bij die bronnen worden bestreden, bij voorkeur door het toepassen van schone technologie. ’
Het principe van bestrijding aan de bron wordt op dit moment wel als belangrijk gezien maar de consequentie dat het productieproces en vooral het productontwerp op de milieugevolgen en recyclebaarheid moeten worden gericht is nog niet aan de orde.
Stichting Reinwater steunt en wordt gesteund
‘Dames en heren, ik geloof dat we op dit ogenblik nog niet tevreden kunnen zijn met de resultaten van ons werk en ons enthousiasme. Al is er veel gebeurd, het aantal teleurstellingen is vaak nog te groot. Bij de Rijn is er gelukkig enige vooruitgang. We zien het zuurstofgehalte verbeteren, het gehalte aan zware metalen als kwik en chroom afnemen. Voor zout zien we echter nog steeds een verslechtering. Om niet te gaan versagen is het van eminent belang dat een milieuminister en zijn medewerkers zich gesteund weten door grote groepen burgers, die zich met vaak grote inspanning inzetten voor het ideaal van een beter leefmilieu. Een van de organisaties die zich op steeds professionelere wijze voor dit ideaal inzet is de Stichting Reinwater. Ik weet dat de door mij zeer gewaardeerde inspanningen geld kosten. In het verleden zijn door mij aan de Stichting enkele eenmalige subsidies verleend, maar nu is het dan zover dat ik aan de Stichting, mede namens mijn collega’s van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw en Visserij, een subsidieverlening over de duur van voorshands 3 jaar kan toezeggen voor de werkzaamheden van het bureau van de Stichting.’
Hoe het bevorderen van milieubewustzijn als taak van de overheid uit de gratie kon raken
We zien hier het ontstaan van een subsidiestroom naar een milieuorganisatie waartegen dertig jaar later forse kritiek van de Tweede Kamer ontstaat. Minister Jacqueline Cramer van VROM mag in 2009 op aandrang van CDA-Kamerlid Elly Blanksma-van den Heuvel en VVD-Kamerlid Helma Neppérus het potje van 9 miljoen euro voor milieuorganisaties niet langer aanwenden voor organisaties die milieubewustzijn willen bevorderen of de overheid voor de rechter dagen. Helma Neppérus stelde: “Ik wens niet dat ons belastinggeld wordt besteed aan organisaties die democratisch genomen besluiten alsmaar blijven bestrijden”. In de tijd van minister Ginjaar ligt dat allemaal nog anders.
‘Naar mijn mening kan alleen eensgezinde samenwerking van overheid en burgers, van consumenten en producenten ons voeren naar een moment waarop wij kunnen vaststellen dat Rotterdam niet alleen met een Nieuwe maar ook met een Schone Waterweg met de zee is verbonden. Straks zult u met de klipper “De Avonturier” deze Waterweg afvaren. U blijft daarbij in het weinig aantrekkelijke gezelschap van de mee stromende chemische verontreiniging en deze zal u spijtig genoeg vergezellen tot de Waddenzee. Daar kan deze, zoals de onderzoekingen steeds meer gaan uitwijzen, een voor plant en dier fatale uitwerking hebben. Wat dat betreft is er, in tegenstelling tot de naam van uw schip, geen sprake van een spannend avontuur. Er is helaas sprake van een, zo blijkt – riskant – spel, dat de mens met het natuurlijke milieu speelt en dat de dieren en andere organismen die aan dat spel zijn overgeleverd misschien uiteindelijk met de dood zullen bekopen.
Ik wens u toe, dat uw reis ertoe zal bijdragen dat we deze ontwikkeling zullen kunnen stoppen en ombuigen. Ook daarin wens ik u een behouden voortzetting van uw vaartocht.’
Vrijdag 11 juli 1980